Bloedanalyse
Bij de patiënt wordt bloed afgenomen wat wordt onderzocht op de aanwezigheid van allergische antistoffen (IgE) tegen bepaalde allergenen.
Huidpriktest
Ook wel krasjestest. Hierbij wordt een druppel allergeen houdende vloeistof op de huid aangebracht en doorprikt met een lancet. Na een kwartier kan een eventuele reactie worden afgelezen.
Intracutane huidtest
Door middel van injecties wordt allergeenhoudende vloeistof in (meestal) de rug geïnjecteerd. Na een 15 tot 30 minuten kan een reactie worden afgelezen. 6 Uur na de test dient de 'late reactie' te worden afgelezen.
Neusprovocatie
Neusprovocatie dient om een indruk te verkrijgen van de hevigheid van de allergische reactie. Bij deze test wordt een allergeen houdende vloeistof in de neus gespoten. Tijdens de inwerkingsperiode van 5 tot 10 minuten kunnen bij de patiënt allergische reacties ontstaan (zoals niezen). Zijn deze niet erg hevig, dan wordt overgegaan op een hogere concentratie allergeen houdende vloeistof. Hierna volgt weer een inwerkingsperiode. Zo kan bepaald worden hoe gevoelig de patiënt is. 6 Uur na de test dient de 'late reactie' te worden bepaald. Als de patiënt neussprays gebruikt dient het gebruik hiervan 1 tot 3 weken van tevoren worden gestaakt.
Eliminatiedieet
In geval van een voedselallergie horen de klachten te verdwijnen tijdens een eliminatiedieet. Als de klachten inderdaad verdwijnen, kunnen de stoffen waarvoor een allergie bestaat, geïdentificeerd worden door deze stapsgewijs weer te introduceren in de voeding.

Patchtest
Ook wel plakproef. Bij de patiënt worden een aantal pleisters met allergenen aangebracht, meestal wordt getest met de Europese standaardreeks, bestaande uit de meest voorkomende allergenen. Deze pleisters moeten 48 uur blijven zitten, waarna ze verwijderd worden en de voorlopige resultaten worden afgelezen. 24 Uur later moeten de resultaten nog een keer worden afgelezen om tot een conclusie te kunnen komen. Bepaalde reacties ontstaan pas na contact met lucht, sporadisch ontstaat een reactie na 7 dagen.

Bij de plakproef, huidtest, prikproef en neusprovocatie mag een aantal uur voor de test (doorgaans 36 tot 72 uur) en tijdens de test geen gebruik worden gemaakt van antihistaminicum aangezien de allergische reactie anders onderdrukt wordt.


---------------------------------------

in het geval van Coeliakie:

Er wordt tegenwoordig getest op drie dingen:

IgA-EMA (aanwezigheid van antilichamen tegen endomysium=bindweefselelementen)
IgA-tTGA (aanwezigheid van antilichamen tegen transglutaminase=bindweefselelementen)
IgA-AGA (aanwezigheid antilichamen tegen gliadine -gluten is de verzamelnaam, gliadine is een van de eiwitten-)
Bij een (bloed)test heb je 4 groepen, in geval van Coeliakie even:
groep 1: geen klachten /niet ziek - uitslag negatief
groep 2: heeft klachten / is ziek - uitslag positief
groep 3: heeft klachten / is ziek - uitslag toch negatief
groep 4:  geen klachten / niet ziek - uitslag toch positief

groep 1 is duidelijk, er is hier geen sprake van coeliakie
groep 2 heeft met alle waarschijnlijkheid coeliakie.
groep 3 is vals-negatief, men spreekt hier over de sensitiviteit
groep 4 is vals-positief, men spreekt hier over de specifiteit

IgA-tTGA heeft een sensitiviteit van 90 - 98%, wat wil zeggen een groep van 2 - 10% kans op vals-negatief.
De specifiteit bij IgA-tTGA is 94 -97%, betekent dus 3 - 7% kans op een positieve uitslag terwijl er geen sprake is van Coeliakie.
IgA-EMA heeft een sensitiviteit van 80 - 98%, dus 2 - 20% kans op vals-negatief.
De specifiteit bij IgA-EMA is 96 -100%, dus 0 - 4 % kans op vals-positieve.
Bij IgA-EMA zijn de specifiteit en de sensitiviteit afhankelijk van de vlokatrofie (het afbreken van de darmvlokken). Bij een geringe vlokatrofie daalt m.n. de sensitiviteit sterk en geeft dus een grotere groep vals-negatieven. Het afwezig zijn van antistoffen sluit de diagnose niet uit.

Juist de combinatie van de 2 test, de een geeft een iets grotere groep vals-positief, de andere vals-negatief, maakt dat de uitslag steeds preciezer is.

M.u.v. kinderen jonger dan 2 jaar kunnen ze IgA-AGA net zo goed weglaten. Bij IgA-AGA zijn specifiteit als de sensitiviteit namelijk laag, d.w.z. grote groepen vals-positief en vals-negatief.
Alleen bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn de autoantistoffen nog niet helemaal ontwikkeld en dus een veel antigliadine opvallen.
Vroeger werd alleen IgA-AGA getest en gaf dus grote groepen waarbij de bloeduitslag niet klopte.

Een heel (medisch) verhaal.
Nog even wat weetjes:
Door studie in verschillende landen met een algemene populatie (wat dat mag zijn...) is vast komen te staan dat niet herkende coeliakie een frequent fenomeen is, men gaat er vanuit dan 1 op de 200 mensen coeliakie heeft.
Op elk kind met coeliakie lopen er in nederland 7 rond met een niet herkende coeliakie.
Coeliakie komt meer voor bij vrouwen (70%) dan bij mannen.


_{bron:  www.coeliakieforum.nl en wikipedia}